Enkele weken geleden trok ik op een druilerige zondagochtend naar Brussel, meer bepaald naar Sint-Gillis. Ik had de kans om een bezoek te brengen aan Aegidium. Deze naam staat in urbex kringen gekend om zijn trap. En die wou ik zeer graag zelf op foto vastleggen.

De rit naar Brussel was enorm kalm tot ik de kleine ring opreed. Een frans voertuig coupeerde me de weg en ik kon een aanrijding net vermijden. Een taxichauffeur die alles zag gebeuren dacht dat er toch een kleine aanrijding was en hielp me het andere voertuig aan te spreken. De passagier, een jonge vrouw van begin de twintig begon me direct de huid vol te schelden, zei dat ik maar moest oprotten,… . Kortom: een zeer aangename ontmoeting. Gelukkig ontfermde Ahmed, de taxichauffeur zich over deze vrouw zodat ik met de bestuurster kon praten. De bestuurster was wel rustig en vriendelijk. En uiteindelijk bleek er ook geen aanrijding geweest te zijn. Ze verontschuldigde zich voor haar manoeuvre (en voor haar zus die dus naast haar zat). Ik bedankte Ahmed en reed verder naar Sint-Gillis.

Ik parkeerde me ergens in de smalle straten van het centrum en wandelde voorbij de vele koffiehuisjes en winkeltjes naar de plek waar we afgesproken hadden. De markt werd nog opgezet. Ik zag kraampjes met specerijen uitgestald worden, het fruit werd nog op de tafels gezet,…

Tussen die wirwar van kraampjes en camionettes zag ik een aftandse deur, vlak naast een rijkelijke bar waar de uitbater, tegen beter weten in waarschijnlijk, het terras aan het uitzetten was. De aftandse deur werd geopend en onmiddellijk voelde ik me in een andere wereld. Niet meer in de drukte van de stad; de tijd stond stil.

Samen met 4 andere fotografen werd ik gedurende anderhalf uur losgelaten in dit pand. De persoon die ons binnen liet sloot de deur weer af. Daar stond ik dan, met mijn camera en statief. De gang was vuil; de spiegels hingen gebroken aan de wanden, de duisternis lag voor me.

Ik ging de duisternis in en kwam in een kleine donkere hal terecht. Ik zag kapotte wanden, kabels lagen over de vloer verspreid, een beetje licht kwam door gaten in de muur naar binnen. Ik draaide mijn hoofd naar links en zag het. Daar, in een hoek van die ruimte, in schril contrast met de ruimte waarin ik stond…. de trap.

Het licht kwam van boven en verlichtte de traphal als een lamp die perfect gericht stond. Het trok me aan. Ik werd de trap op gezogen. Ik wou dat moment reconstrueren. Dus zette ik mijn camera op statief, nam ik plaats op de trap en wachtte ik tot ik een zachte klik hoorde.

Ik trok daarna naar boven en kwam in een statige hal terecht. Aan de ene kant de deur naar de Moorse zaal die vroeger als cinemazaal fungeerde, aan de andere kant de glazen poort naar de versaillezaal. Verwonderd keek ik rond. De trap waarop ik stond was even weg in gedachten; ik stond in een nieuwe wereld. Gebouwd in 1905 maar als tientallen jaren aan het lot overgelaten. Maar ik zag een prachtige vorm van verval. Geen destructie, geen overwoekering door planten.

Ik trok verder. De Moorse zaal in. Pikdonker was het daar. Ik stak een werflamp aan en voelde de warmte van de zaal over mijn huid glijden. De schaduwen van de pilaren dansten over de vele vormen die een Moorse sfeer moesten (en doen) uitstralen. Het podium was zo rot als iets. Ik durfde er geen stap op te zetten uit vrees ergens te belanden, niet wetend waar. Maar ik had eigenlijk geen nood om op dat podium te kruipen. De zaal op zich was mijn podium. En wat een show.

Mijn tocht ging verder. Via een zijdeurtje kwam ik op een betonnen trap uit. Het had iets weg van de trap in de boekentoren of het wintercircus. Zo van die betonnen trappen die begin de 20e eeuw veel gebouwd werden. Ik ging naar boven. Ik ging door een paar nietszeggende kamertjes, kroop over een snel aangelegde afwateringsbuis en kwam terecht op de zolder van de versaillezaal. Deze zolder was eigenlijk het dak van de zaal maar door toevoeging van een vals plafond ontstond deze zolderruimte. De ronde ramen aan de zijkant waren gebroken. En dan…. de druilerigheid van de dag maakte ven plaats voor een enorme zonnestoot. De ruimte kreeg een boost van zonlicht dat door de glazen ramen naar binnen scheen. Ik zag hoe men op bepaalde plaatsen al gekeken had welke oorspronkelijke kleur er verscholen zat achter de wit-grijze laag die nu te zien is, ik zag hoe slecht dit dak er aan toe is.

Na anderhalf uur werd de deur vooraan weer geopend. Ik wandelde naar buiten. De stilte van binnen was onmiddellijk verdwenen in de drukte van de markt. Ik werd nog eens bedankt omdat ik even wachtte om weg te rijden zodat de plaatselijke barbier voor zijn deur kon parkeren. En dan was ik weg. Terug naar huis maar met een heerlijk gevoel.


Comments are closed.